Mijn intropraatje naar dieren is telkens iets anders maar wel altijd van dezelfde strekking: dat ik het leuk vind om met dieren contact te hebben en dat ik nu bezig ben met dieren in gevangenschap. Deze vis haakt meteen aan bij het woordje gevangenschap. Hij laat de grenzen van het bassin zien. Wil eigenlijk wel verder trekken. Een vis zwemt afstanden, laat hij weten. Moet verder kunnen gaan.
Ik krijg een naar gevoel in m’n linkeroor, gezoem dat mijn hoofd intrekt en ik vraag de vis wat dat is. Ik begrijp dat de pompen een steeds terugkerend naar geluid geven. Hij geeft door dat hij het geluid van de pompen niet kan ontlopen.
‘De uitgestrektheid van de oceaan is anders,’ vertelt hij. Zal deze vis putten uit een collectief vissengeheugen? Dikke kans dat hij hier gefokt is maar dat weet ik niet. Ik vertel hem van het onderzoek dat gedaan is onder vissen, waar uit kwam dat vissen continu communiceren. Meteen laat deze vis horen dat dat heel ander geluid is: tinkelachtig, als lichte luchtbelletjes die even aangetipt worden en floep! weer weg zijn.
De pomp is een verstoring. Weidsheid is natuurlijk, geluid dat weg kan sterven. In dit bassin kaatst water en geluid steeds terug via de wanden.
Ik vraag hem nog eens naar de communicatie tussen vissen en begrijp dat iedere vissoort z’n eigen taalsoort heeft. Net zoals wij verschillende talen hebben.
Als laatste probeer ik erachter te komen of deze vis de bezoekers ziet maar ik heb het vermoeden dat dat niet het geval is. Ik heb de indruk dat hij voelt dat de wereld verder gaat dan de glaswand maar dat hij de mensen niet echt ziet en er ook niet mee bezig is. Het pompgeluid en de weerkaatsing tegen de wanden lijkt het grote ongemak.
Als ik afscheid neem, nodigt hij me uit nog eens langs te komen. Dat deed een karper ook. Misschien zijn (bepaalde) vissen wel heel erg op contact gesteld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten