(Voor de duidelijkheid van het verhaal graag eerst Chimpansee 1, 2 en 3 lezen)
Ik vraag deze chimpansee hoe het bij hen zit met ‘de liefde’, de basis van waaruit wij mensen (horen te) leven. Ze zegt dat chimpansees duidelijk sympathieën en antipathieën hebben. ‘Soms moet je met wat paaien aandacht zien te krijgen,’ zegt ze min of meer ondeugend, alsof het een spel is. Ze zegt me dat ik niet zo klein moet denken maar in het groepsbelang moet denken.
‘Er zijn een hoop zorgen rond mensen,’ zegt ze en ze laat me vanaf haar positie de bezoekende mensenmassa zien. ‘Zeg ze eens wat vrolijker te zijn. Wij zetten een denkbeeldig hek tussen de mensen en ons. Wij hoeven hun sores niet.’
‘Vind je het wel goed dat ze kijken?’ vraag ik. Nogmaals hoor ik: ‘Ik scherm me af. Ik hoef hun sores niet.’
Ik heb het idee dat deze chimpansee er eentje is die de grenzen van de groep nogal es opzoekt en zichzelf daardoor tegenkomt. Verder is ze vooral druk met luieren en de groep.
‘Zeg de mensen es wat vrolijker te zijn!’ hoor ik weer.
‘Dat kan ik niet,’ antwoord ik.
‘Jij bent toch ook mens?!’
Als ik weer zeg niet bij machte te zijn om de mensheid vrolijker te laten worden, sluit ze af met: ‘Maak je eigen kringetje dan maar vrolijk!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten