dinsdag 30 november 2010

Boek: Dierentuindieren aan het woord

Een heerlijk boek om te lezen!
Laat je meenemen in de wereld van de dierentuindieren ...

Karina de Jong-Kamstra
ISBN 978-94-6015-028-9

donderdag 18 november 2010

De kodiakbeer

De kodiakbeer is me een mooie … Zegt meteen als ik contact maak dat hij mij wel lust. Hij schijnt zin in vlees te hebben, zin in een prooi ‘scheuren’. Hij heeft ook zin in vis.
Ik krijg van hem door dat hij veel ruikt en dat hij er wel op uit wil om te eten.
‘Kan je alleen maar aan eten denken?’ vraag ik hem.
‘Eten is belangrijk,’ vindt hij.
Ik laat hem in een beeld zien dat hij het volgens mij lang niet slecht heeft volgens dierentuinbegrippen.
‘Het is te beperkt. Ik wil erop af, afstanden afleggen.’ Het voedsel zoeken is een grote innerlijke drive. Momenteel is hij veel te lui, vindt hij zelf. Hij leeft onder zijn capaciteiten.
Hij laat mij een soort gelatenheid voelen van iemand die berust in zijn situatie. ‘Ik klaag niet,’ wil hij nog even kwijt, ‘maar ik leef onder mijn niveau van kunnen.’

Na dit gesprek ga ik naar een vrije beer in Alaska. Die kan ook alleen maar aan eten denken op dit moment ...

zondag 14 november 2010

De aap in de opvang

Het contact met dit dier past op geen van mijn blogs omdat het hier gaat om een aap die in de opvang zit. Geen echt dierentuindier dus, geen huisdier en geen vrij dier. Daarom een vermelding op alle drie de blogs omdat het toch raakvlakken heeft.

Als ik me voorstel aan dit dier, krijg ik onzekerheid door: ‘Ik ken je niet.’
Dat beaam ik en ik geef de aap alle tijd om mij te bekijken. Ik vind dat ik meteen open kaart moet spelen tegenover haar en vertel dat ik contact maak omdat zij gebruikt wordt als voorbeeld in verband met haar traumatische verleden. Mensen vinden haar collectief zielig.
‘Ik leef NU,’ is meteen haar reactie. ‘Zij leven in/met mijn verleden maar ik leef NU.’
Ze laat me ervaren dat ze met haar ervaringen van jaren in het nu leeft. Ze geeft door zich fragiel te voelen, gekwetst en gehandicapt, maar: ‘In het NU.’
Ze weet me duidelijk te maken dat ze, in tegenstelling tot mensen om haar heen, niét meer teruggaat naar het verleden. ‘Maar het heeft me wel gevormd. Met die ervaringen ben ik in het nu.’ Voor haar is er geen weg terug en ik voel dan ook geen enkele aandrang om het met haar over haar verleden te hebben.
De ervaring die ze me laat voelen, vind ik overweldigend en ik verzucht min of meer onbewust: ‘Hoe moet ik dit nu verwoorden op mijn blog?’
‘Verwoorden?!’ hoor ik meteen, ‘Wat een beperking!’ en ik weet direct wat ze bedoelt. Als je iets in woorden duidelijk probeert te maken, ‘vang’ je het. En vangen en gevangen zijn is nou net wat dit dier achter zich heeft gelaten.
Ze laat me voelen hoe vrolijk ze is en laat me nogmaals weten dat mensen vastzitten in haar verleden.
Omdat ik begrijp wat ze me duidelijk wil maken, word ik net als haar heel vrolijk. In mijn beeld trekt ze me naar zich toen en zo zitten we een tijd heel gemoedelijk tegen elkaar, onze energieën even één te laten zijn.
Ik laat haar in een beeld zien dat ze bij de opvang een hands-off beleid hebben. ‘Ze zijn gek,’ reageert ze nuchter. ‘Ze beperken zichzelf.’ Ik leg haar uit dat ze de getraumatiseerde dieren met hun negatieve menservaringen echt dier willen laten zijn. ‘Wij kunnen onderscheid maken,’ zegt ze. Ze weet donders goed wanneer iemand het goed of slecht met haar voor heeft. Nu laat ze wel even iets van haar verleden zien: de mensen die haar opgesloten hebben wisten niet beter of wisten zich geen raad met de situatie. Vanuit haar is er geen enkel verwijt. Het is een mildheid die ik vaker bemerk bij dieren.

Na dit gesprek met haar heb ik ontzettende pretogen en veel plezier. Zo’n dier toch! Laat zich niet vasthouden door het verleden! Als ik het in een beeld zou kunnen zetten, dan zie ik inderdaad een fragiel, gekwetst en op een bepaalde manier gehandicapt dier. Maar de weg voor haar ligt open. Het verleden loopt achter haar aan als continue factor maar het is op afstand. Het raakt haar niet en haalt haar niet in.

Noot: Wie Air Miles spaart kan ze overmaken naar St. AAP. Ze kunnen het daar goed gebruiken! Natuurlijk is het ook mogelijk om donateur te worden. Daar wordt de wereld een stukje mooier en blijer van …

zondag 1 augustus 2010

De aap en de ara's

Tijdens mijn dierentuinbezoek ben ik getuige van een leuke interactie tussen deze aap en twee ara’s. De aap probeert tot twee keer toe de ara’s te benaderen, waarop de ara’s hem wegjagen op hun specifieke aramanier. Het lijkt me dat het gewoon spel is maar toch vraag ik deze dieren naar die situatie.
Het leuke is tijdens mijn kennismaking met de aap, waarin ik hem uitleg met wat voor soort dieren ik allemaal contact heb, dat hij totaal geen aansluiting vindt bij het woord gevangenschap. Dit dier voelt zich dus kennelijk heerlijk vrij hier. Ik vraag hem waarom hij op de ara’s af ging en hoor dat hij het leuk vindt als ze wegvliegen. Maar dat deden ze dit keer niet, helaas voor hem. Hij was degene die moest afdruipen.
De ara’s vertellen dat deze aap vaker komt. Het is gewoon ‘geëtter’ van hem, hij wil gewoon ‘rellen schoppen’. Ze zijn er vrij nuchter in: gewoon wegjagen dat dier! En daarna weer lekker met elkaar bezig zijn.

De olifant

Als ik contact maak met deze olifant, lijkt ze meteen een speeltje van me te maken. Ze reageert uitbundig, wat onbenullig en geeft me het beeld dat ze met me speelt als met een lappenpop. Mijn insteek is altijd serieus contact dus ik vraag haar of ze uitgespeeld is. Meteen zet ze me in haar beeld neer en loopt van me weg. Ho, dat was ook niet de bedoeling! Dus loop ik naast haar mee maar dat bevalt me niet. Beleefd vraag ik of ze de tijd wil nemen voor een gesprek.
Meteen laat ze weten niet naar mensen te hoeven luisteren. Dat vind ik natuurlijk okee en ik vertel haar dat dit contact op een ander level is, niet fysiek. Dan wil ze wel communiceren.
Ze laat als eerste zien dat olifanten lange afstanden lopen. Dat zit in hun wezen. Hier kan ze voldoende lopen en bewegen maar het zijn geen lange afstanden in colonne.
Tijdens mijn dierentuinbezoek heb ik wat info opgevangen van een verzorger en ik vertel de olifant dat ik hoorde dat er onderzoeken gedaan zijn naar hun onderlinge communicatie. De verzorger vertelde dat in hun kop trillingen te voelen zijn. Deze olifant geeft door dat het om golven gaat.
Ze komt bij mij heel open en actief over en haar aandacht gaat ook snel ergens anders heen. Ze laat zien dat ze doet waar ze zelf zin in heeft. Ze lijkt in een eigen flow te zitten en vermaakt zich op een dag met bomen, publiek, andere olifanten, stokken, zand, water, lopen etc.
Ik moet het contact met haar echt goed gericht blijven houden dus vraag ik naar hun manier van onderling communiceren. Dan krijg ik het idee dat ze op ‘twee standen’ tegelijkertijd leven. Het trage van hun bewegen en de flow waar ze fysiek in zitten maar tegelijkertijd een razendsnel, fijngevoelig denken.
Met die fijngevoeligheid lijken ze te weten wat er buiten de muren van het nachtverblijf gebeurt. Weten ze wanneer de verzorgers er zijn/komen en hebben ze een ragfijn onderling contact.
Ik geef via een beeld door dat de verzorgers zich niet meer tussen de olifanten mengen omdat er ongelukken zijn gebeurd en dan zie ik dat de verzorgers helemaal niet van belang zijn! De olifant laat zien dat alles draait om wat er op hun ‘olifantenlevel’ gebeurt. Mensen nemen daarin een enorm kleine plaats in. Mocht er onderling wat zijn tussen de olifanten dan houden ze totaal geen rekening met de fysieke aanwezigheid van een mens. Vertrapping of iets dergelijks van mensen is dan niet meer dan een tak vertrappen die toevallig in de weg ligt. ‘Het speelt zich allemaal af op ons communicatieniveau.’
Ik ben werkelijk onder de indruk van de grootte van hun onderling (be)leven. De olifant laat zien dat de rol van de mens/verzorger zó klein is. Ik meen te moeten opmerken dat er toch heel wat mensen om hen heen zijn die zich een slag in de rondte werken om hun verblijf goed te maken. ‘Mensen leggen voedsel neer maar zijn van zo weinig betekenis voor ons.’ Ik geef haar via beeld en gevoel door dat het me schokkend lijkt om te horen als verzorger, als je met zoveel liefde voor die dieren werkt.
‘Maar je laat mij wel een kijkje nemen bij je,’ merk ik dan een beetje verbaasd op. ‘Ik neem ook een kijkje bij jou,’ is meteen het antwoord. Ik weet inmiddels dat op dit niveau van communiceren er inderdaad een wederzijdse uitwisseling is. En onbewust denk ik aan wat mijn intenties zijn om dit soort contacten aan te gaan. ‘Intenties laten zich niet verwoorden,’ hoor ik er pats boem overheen.

zaterdag 31 juli 2010

De jachtluipaard

De jachtluipaard laat meteen weten enorm te kunnen springen en hard te kunnen rennen.
‘Doe je dat ook?’ vraag ik haar.
‘Nee, er zijn hekken.’ Ze laat weten dat een sprint al snel stuit op de hekken. Ze leeft met ingehouden kracht en snelheid. Het voelt als een ingehouden veer, alsof ze steeds klaar staat in de startblokken.
Ik vraag naar de jongen en hoor: ‘Ze zijn van mij. Ik voed ze op.’ Meteen laat ze zien dat opvoeden van jongen een afgebakende periode is. Op een gegeven moment is het klaar.
‘Goh,’ merk ik wat sullig op, ‘bij ons mensen is het geloof ik nooit klaar. We blijven ons vaak verantwoordelijk voelen voor onze kinderen, ons met ze bemoeien.’
De jachtluipaard vindt dat raar: ‘Op een gegeven moment moet je het afsluiten. Dan zit de taak erop.’
‘Wat is de taak precies?’ wil ik weten, op zoek naar een antwoord waar ik zelf wellicht wat aan kan hebben.
‘Het leven doorgeven. Daarna gaat het vanzelf door via hen.’

zondag 18 juli 2010

De goudwang gibbon

Met deze moeder is iets niet helemaal goed, lijkt me. Het eerste wat ze namelijk doet is zich in mijn beeld in mijn armen storten en daar geborgenheid zoeken. Het roept vragen bij me op: Komt ze zelf tekort? Is ze vroeger als jong tekort gekomen? Is ze te vroeg bij haar eigen moeder weggehaald? Heeft ze geen vriendinnen?
Ik krijg er niet duidelijk een antwoord op. In dit geval zou het heel erg helpen als iemand wat meer kon vertellen van haar verleden zodat dat openingen geeft voor haar en mij.
Het komt bij mij over of ze haar jong erg bij zichzelf houdt, een beetje als ‘hebbeding’. En ik vraag me af of ze het wel goed kan opvoeden, of haar eigen moeder wel een goed voorbeeld is geweest voor haar. In mijn beeld schiet ze weg met het jong, alsof ze het moet afschermen.
Ik probeer erachter te komen of ze wat meer van zichzelf kan vertellen en krijg van haar de indruk dat ze timide en teruggetrokken is. Ik leg haar mijn indruk voor dat ze moeite heeft met het opvoeden en het lijkt erop of ze mij vraagt wat te doen. Maar ik heb natuurlijk geen verstand van apen dus ik vraag of ze bij haar verzorgers terecht kan. Ze laat weten dat betrokken verzorgers gedachten kunnen overbrengen naar haar, haar zo kunnen leren hoe ze met het jong moet omgaan.
Dit dier komt bij mij heel onzeker over en bij het afscheid nemen wens ik haar sterkte en het beste toe.

De rog

De rog lijkt haast te hebben. Het lijkt of hij ergens heen wil maar het nooit bereikt.
Hij weet zelf dat het rondjes zijn die hij zwemt en ik vermoed dat vrije roggen een groot leefgebied hebben. Ik krijg ook de indruk dat hij verschillende plekken nodig heeft om naar toe te kunnen zwemmen.
Ik zag dat er bijna altijd wel een vis(je) onder hem zwemt en vraag de rog naar de reden. Wat ik begrijp is dat de vis onder hem in een soort zuiging meegaat.
In tegenstelling tot de blauwring doktersvis lijkt deze rog geen last van de pomp te hebben. Maar hij heeft wel een probleem: het niet kunnen bereiken van zijn doel. Hij laat zelfs weten dat hij niet gek is en heus wel weet dat het rondjes zijn die hij zwemt. ‘Er is geen doorgang, zodat ik niet verder kan.’
Deze rog doet me wat denken aan de jakhals. Die moet ook maar door en door en bereikt ook niet wat hij wil.
Dit dier is de enige die vraagt: 'Je kunt zeker niks voor me doen?' Ik zeg hem dat ik alleen op deze blog kan schrijven wat hij te vertellen heeft en dat het verder aan de verantwoordelijke personen is om er wat mee te doen of niet.

zaterdag 17 juli 2010

De leeuwin

Als ik contact maak met de leeuwin komt ze in mijn beeld voor me heen en weer lopen, mij ondertussen observerend. Even zien wat voor vlees ze in de kuip heeft. Dat laat ik altijd toe: het is een soort kennismaking met elkaar.
Deze leeuwin zegt als eerste dat het kaal is. Er zijn geen welpen. Ik weet niet of ze het alleen over zichzelf heeft of over de groep maar het lijkt of haar/hun cyclus verstoord is.
Dan laat ze weten graag iets bewegends te grijpen en ik voel meteen dat de verzorgers niet veilig zijn bij haar in de buurt. Ze gaat door met vertellen: ‘Het is niet alleen het eten maar ook het vangen. Er gaat een enorme krachtmeting aan het eten vooraf. Het niet kunnen rennen en vangen is een groot gemis. Na het rennen (en eten) is het goed rusten. Dit is rust zonder inspanning geleverd te hebben.’
Zij laat net als de pelikanen zien dat ze bijzonder weinig van haar capaciteit kan gebruiken.
Ze laat ook zien dat ze de deur in de gaten houdt. Ze weet dat daar de ontsnappingsmogelijkheid ligt. Denkend aan de reactie van een bloglezer over het ontsnappen van dierentuindieren vraag ik waarom deze leeuwin hier op dit moment is, ervan uitgaand dat de dolfijn gelijk heeft en geen enkel mens of dier ergens zonder reden is (zie reactie 4 bij de slangenhalsvogel).
‘Voor mij is dit een les in geduld, in incasseren. Accepteren dat de ruimte zo beperkt is.’
Maar er is duidelijk verveling bij deze leeuwin. ‘Rust is alleen fijn als er inspanning is geweest.’ Nogmaals laat ze weten heel graag te willen jagen.
Ik vraag haar: ‘Kan ik zeggen dat jullie uit je kracht gehaald zijn?’ ‘Wij hebben onze kracht nooit gekend,’ antwoordt ze. Maar ze weet dat ze een groot potentieel in zich heeft.
Ik vraag wat ze gaat doen als ze zou kunnen uitbreken en ik zie voor me dat ze dan een kind grijpt. Daar doet ze niet ingewikkeld over. Dan gaat ze los. Zo is haar natuur.

De pelikanen

Het is even zoeken bij deze dieren hoe het contact gaat. Het lijkt het beste om niet een individueel dier te vragen maar de hele groep. Had ik van te voren maar even nagelezen hoe het gesprek met vrije pelikanen ging, dan wist ik weer dat het niet om individuen gaat maar om de groep.
Ik wist me nog wel te herinneren van de vrije pelikanen dat ze blij en ongecompliceerd waren. Van deze pelikanen hoor ik: ‘De blijheid zit ‘m in de vrijheid. Hier is het niet vrij dus we zijn niet blij.’
Het geheel rond hen voelt stilstaand, te weinig dynamiek. Misschien is hun ruimte te afgesloten, te weggestopt in een hoekje. Er is ook te weinig woelig/stromend water, zeggen ze en ik vraag me af of ze in de natuur in ruigere leefgebieden leven. Dit is in ieder geval te tam voor ze. Er lijken onderlinge irritaties te ontstaan doordat ze te dicht op elkaar zitten. Ook bij deze dieren krijg ik een ‘vierkant gevoel’, een opgesloten zijn.
Ik vraag of ze gelukkig zijn en hoor terug dat er maar weinig van hun capaciteit gebruikt kan worden. Het lijkt of ze een hoge ademhaling hebben waardoor de levensadem hoog in hun lijf blijft. De rest stroomt niet lekker door, wordt onvoldoende gebruikt. Ik krijg 15% door en vermoed dat ze bedoelen dat ze maar 15% van hun capaciteit kunnen gebruiken hier.

vrijdag 16 juli 2010

Wrattenzwijnmannetje

Als ik contact maak met het mannetje plaatst hij zich meteen voor het vrouwtje. Het lijkt of hij op deze manier het vrouwtje en de jongen verdedigt.
Bij dit dier voel ik meteen dat hij heel anders met het publiek omgaat: hij kijkt/duwt ze weg.
De verzorgers lijkt hij ook veel minder toe te staan dan het vrouwtje. Hij vindt dat hij één lijn moet trekken in zijn houding naar mensen. Ook hen duwt hij energetisch weg alhoewel hij me niet schuw lijkt. Voor eten komt hij wel maar voor een relatie aangaan niet. Op deze manier creëert hij ruimte voor zichzelf.
Het lijkt erop dat hij pijn heeft in zijn rechterkaak. Of dat is in het verleden gebeurd en hij vertelt er nog over, dat weet ik niet zeker.
Dan vertelt hij dat de grond arm is. Ik kom er niet achter of hij in de natuur in de grond zou zoeken naar voedsel of dat er iets anders is.

Nb: een bloglezer attendeert me op Wikipedia waar te lezen is dat wrattenzwijnen in de aarde mineralen zoeken.

Het wrattenzwijnvrouwtje

Het vrouwtje laat meteen zien dat ze ervan houdt om door de modder te rollen. Het lijkt of een laagje modder op haar rug haar beschermt tegen hitte.
Ze komt op mij een beetje ongedurig over, een beetje of ze aan het dribbelen is. Ik vraag naar het waarom en hoor dat er zoveel ogen op haar gericht zijn. Zoveel energie die haar daardoor bereikt. Ze vindt dat ze de jongen daarvoor moet afschermen en zet een denkbeeldig scherm tussen het publiek en haar jongen. Maar dat doet ze niet altijd, alleen als het heel druk is.
‘Zijn mensen een gevaar?’ vraag ik. ‘Nee, maar het liefst zou ik wegrennen. Ik heb geen verbinding met mensen.’ Ik vraag haar hoe dat ligt met betrekking tot de verzorgers en hoor dat dat anders is. Vanuit hen is aandacht en ze laat voelen dat zij een rustiger, zachtere energie-uitstoot geven. Het publiek dringt zich op, vindt ze. Ze zijn brutaal en menen zomaar te mogen kijken en oordelen.
Ik moet haar met enige gene bekennen dat ik ook heel indringend naar hen gekeken heb. Ik wilde graag zien hoe ze eruit zien.
‘Altijd op uiterlijk,’ bromt ze. En ook zij zegt: ‘Ik ben wie ik ben.’

donderdag 15 juli 2010

De olifant

Als ik contact vraag met de olifant doet ze meteen haar slurf omhoog en de bek open, net of ze een beloning wil. Ook gaat ze zitten, met haar lijf opgericht en de poten naar voren. Ik heb het idee dat ik hier een van de voormalige circusolifanten te pakken heb. Ik leg haar uit dat dit een ander contact is. ‘Ik ben een ster geweest,’ zegt ze.
Ik heb het vermoeden dat de circuscarrière erg aangedreven werd vanuit de mens. Dat het wat haar betreft niet een echt wederzijds contact was. Dat er geen hartsrelatie was.
Naar mijn idee heeft ze verveling gekend. Ze zegt dat het hier ruimer is. Ik heb ook het vermoeden dat ze een band om haar poot heeft gehad. Ze legt uit dat alles dan om die poot draait. Het hele lijf draait alleen om die poot.
Het wiebelen (waven) is om in een soort trance te raken, vertelt ze en ik krijg de indruk dat er dan bepaalde stofjes worden aangemaakt die die trance veroorzaken. ‘Als er geen prikkels van buitenaf zijn, ga je jezelf zo vermaken,’ zegt ze.
Deze olifant komt op mij over als dat ze veel energie heeft en een open mind. Ze lijkt me nieuwsgierig en ondeugend, een dier met streken.
Ze laat me nogmaals zien dat ze goed kan zitten (op zo’n rond metalen olifantenkruk) en dat ze mensen kan vermaken. Ze zou het in de dierentuin ook kunnen doen en dan zou ze snoepjes/iets te eten willen als tegenprestatie. Ik grinnik dat dat nou net niet de opzet is van dierentuinen en dat ze dat vermoedelijk kan vergeten.
‘Ik ben nog niet toe aan rust. Er mag nog een appel op mij gedaan worden. Ik vind het leuk om mensen te vermaken.’ En weer laat ze zien dat ze nu een grotere ruimte heeft dan ze had.
Dan pakt ze mij denkbeeldig op en zet me op haar rug. Ik heb hierdoor het vermoeden dat mensen op haar rug mochten zitten om foto’s te maken, waarmee goed verdiend is.
‘Ik wil nog niet met pensioen. Ik wil beziggehouden worden,’ zegt ze. Het lijkt me een dier met humor! Een zacht dier, met leuke streken.
Als ik afscheid neem vraagt ze of ik nog een keer terugkom. Ze vindt deze manier van contact hebben leuk. Ze laat zichzelf nog even rondjesdraaiend zien. Dat kan ze ook …

De Maleise beer in de herhaling

De vorige keer dat ik met de Maleise beer contact zocht, leek hij bevangen door de hitte. Vandaag is het minder warm en ik krijg inderdaad meteen contact.
Het eerste dat hij laat zien is dat hij meer bomen met bladeren wil. ‘Ik verstop me graag. Heb liever meer privacy.’
Hij laat zichzelf ’s avonds en ’s nachts slenterend door de dierentuin zien. Ontdekkend, onder dingen kijkend, zoekend naar voedsel, sporen van mensen en afval besnuffelend. Ook dit dier laat zien dat het zoeken naar voedsel een groot onderdeel van zijn natuurlijke leefstijl is.
Het verbaast me een beetje dat dit dier zo zijn verlangens laat zien. Hij heeft het niet over zijn echte situatie. Daar krijg ik eigenlijk geen beelden van. Alleen van de wenselijke situatie.
Ik ga even terug naar het eerste gesprek en vraag of het klopt dat ik dacht dat hij toen geen contact wilde. ‘Als ik moe ben/slaap, dan praat ik niet,’ is het eenvoudige antwoord.

dinsdag 13 juli 2010

De slangenhalsvogel

Na het gesprek met de in zichzelf gekeerde neushoorn is de reactie van de slangenhalsvogel een verademing. ‘Heb je me gezien?’ vraagt hij. ‘En hoe vond je me?’
Ik vertel dat ik hem mooi vond en vraag of hij net als futen en aalscholvers vis vangt. Hij zegt het te klein te vinden in zijn verblijf om goed te kunnen vangen.
Het verbaasde me erg dat deze vogel zo lang zo stil zat met mensen dicht in zijn buurt. ‘Ik hou mensen op afstand door energie-uitstoot,’ legt hij uit. ‘Ze mogen kijken naar me. De bewondering streelt me, als een warm bad, net als de zon. Ik baad in de aandacht van mensen.’
De waardering van mensen doet deze vogel kennelijk goed! Hij laat zelfs merken het nodig te hebben, als een soort voeding van buitenaf. Deze vogel kan de aandacht goed ontvangen. Wat een verademing na de neushoorn!

De neushoorn

De neushoorn is erg in zichzelf gekeerd. Afgesloten. Ik herken het meteen weer van de neushoorn uit Afrika die ik gesproken heb.
Deze neushoorn lijkt net als de vrije neushoorn geen blijheid te kennen. Ook hij lijkt een leven in retraite te leven. Neushoorns komen bij mij over als wezens die er helemaal ‘doorheen moeten’, door alle aardse misère helemaal tot op de bodem moeten, door het stof moeten.
Ook deze neushoorn lijkt weinig te kunnen hebben. Een kort lontje … Ik vraag hem hoe hij dat dan doet met de andere dieren en krijg door dat hij in zijn eigen wereldje leeft en dat de andere dieren zich niet met hem moeten bemoeien. Dat lijken ze ook niet te doen, ze respecteren kennelijk zijn grenzen. Andere neushoorns lijken geen probleem omdat die op hetzelfde energielevel zitten.
Als ik hem vraag naar zijn houding ten opzichte van mensen merk ik dat hij niks hoeft met mensen. Als ze zich zouden opdringen aan hem zou hij ze zo pletten met zijn hoorn, net als de Afrikaanse neushoorn ook aangaf. Zonder reden, zonder poeha, gewoon pletten.
Ik heb zijn binnenverblijf niet gezien maar krijg wel door dat het te klein is. Maar dit dier is eigenlijk te knorrig van aard om grensverleggende verlangens te hebben. Het binnenhok symboliseert zijn eigen afgeslotenheid.
Die afgeslotenheid intrigeert me en net als aan de vrije neushoorn stel ik ook deze neushoorn de zeer brutale vraag waarom hij hier als neushoorn is (het lijkt mijzelf namelijk geenszins prettig zo te leven!). Hij laat zien dat hij een periode van bezinning doormaakt. Hij geeft het beeld dat hij een deel van zijn persoonlijkheid heel moet maken, rond moet maken. Net als een ruwe edelsteen die bewerkt wordt in een soort centrifuge.
‘Ik heb nog diep te gaan,’ hoor ik hem zeggen. ‘Ik weet niet wat ik hierna ga doen.’
Hij laat mij met diverse vragen achter met betrekking tot persoonlijke groei en reïncarnatie. Bij dit dier heb ik sterker dan bij een ander dier het vermoeden dat we zowel als mens als dier op deze aarde kunnen komen om dingen te leren.

zondag 11 juli 2010

De chimpansee (4)

(Voor de duidelijkheid van het verhaal graag eerst Chimpansee 1, 2 en 3 lezen)
Ik vraag deze chimpansee hoe het bij hen zit met ‘de liefde’, de basis van waaruit wij mensen (horen te) leven. Ze zegt dat chimpansees duidelijk sympathieën en antipathieën hebben. ‘Soms moet je met wat paaien aandacht zien te krijgen,’ zegt ze min of meer ondeugend, alsof het een spel is. Ze zegt me dat ik niet zo klein moet denken maar in het groepsbelang moet denken.
‘Er zijn een hoop zorgen rond mensen,’ zegt ze en ze laat me vanaf haar positie de bezoekende mensenmassa zien. ‘Zeg ze eens wat vrolijker te zijn. Wij zetten een denkbeeldig hek tussen de mensen en ons. Wij hoeven hun sores niet.’
‘Vind je het wel goed dat ze kijken?’ vraag ik. Nogmaals hoor ik: ‘Ik scherm me af. Ik hoef hun sores niet.’
Ik heb het idee dat deze chimpansee er eentje is die de grenzen van de groep nogal es opzoekt en zichzelf daardoor tegenkomt. Verder is ze vooral druk met luieren en de groep.
‘Zeg de mensen es wat vrolijker te zijn!’ hoor ik weer.
‘Dat kan ik niet,’ antwoord ik.
‘Jij bent toch ook mens?!’
Als ik weer zeg niet bij machte te zijn om de mensheid vrolijker te laten worden, sluit ze af met: ‘Maak je eigen kringetje dan maar vrolijk!’

De chimpansee (3)

(Voor de duidelijkheid van het verhaal graag eerst Chimpansee 1 en 2 lezen)
Ik leg een stelling voor van een yogi: ‘Mensen zijn in staat om goddelijkheid te scheppen: er is de keus tussen goed of slecht. Chimpansees zijn bijvoorbeeld niet in staat om andere chimpansees in Indonesië te redden.’
Deze chimpansee is heel snel en direct in reactie: ‘Ik hoef ook geen dieren te redden in Indonesië. Ik ben hier. Als ieder mens de wereld om zich heen goed heeft, is alles goed. Dan hoeven Nederlanders niet naar andere landen om te redden.’
En over het scheppen van goddelijkheid van mensen: ‘Mensen zijn in staat chaos te scheppen. Ik zie zoveel ballast bij mensen die naar ons komen kijken.’ Als ze dit zegt, voel ik tranen opkomen en trek daaruit de conclusie dat deze chimpansee zich het lot van mensen wel degelijk aantrekt. ‘Ik wil geen mens zijn,’ zegt ze. ‘Er zijn zo weinig mensen in balans. Of ze gaan gebukt onder zorgen of ze maken zich te groot.’
Ik vraag haar wat haar advies zou zijn. ‘Mensen hoeven alleen maar te zijn. Maar ze willen altijd meer en raken dan verstrikt.’

De chimpansee (2)

(Voor de duidelijkheid van het verhaal graag eerst Chimpansee 1 lezen) Deze chimpansee voelt zich belangrijk dat ik met haar praat en gaat er lekker voor zitten. Ik weet overigens niet eens of het een mannetje of vrouwtje is maar het zal me niet verbazen als het een vrouwtje is.
We gaan het hebben over goed en slecht en de chimpansee vertelt: ‘Wij hebben ons aan regels/omgangscodes te houden. Anders worden we meteen afgestraft. Spelen (uitdagen) mag, kwaad doen niet.’ Ze laat weten dat het bij kwaaddoen/overtredingen hard tegen hard is. Er kan dan genadeloos gemept worden en de sterkste wint. Bij wangedrag wordt je uit de groep ‘geslagen’. ‘Natuurlijk mag je terugkomen,’ vervolgt ze. ‘Als je je weer gedraagt en je voegt naar de groepsregels.’
Ze laat het beeld zien dat de groep een vierkant is dat stevig staat. Bij wangedrag lig je er buiten. Ik laat zien dat mensen door eigen gedrag ook buiten de groep kunnen komen te staan. Wij zijn dan in staat om kritisch naar onszelf te kijken. De chimpansee laat meteen weten dat mensen dan gaan draaien: er komt zelfmedelijden bij, ze gaan excuses bedenken om zichzelf goed te praten, een hoop ge-ja-maar en meer vaag gedoe. ‘Apen willen maar één ding: terug in die groep. Die groep is rechtvaardig, biedt veiligheid en geborgenheid.’
Waar apen over de grens zijn gegaan, zich te groot hebben gemaakt, moeten ze weer inkrimpen om in de groep te passen. Ze laat weten dat de ene aap vaker even uit de groep ligt dan de ander. Dat ligt aan het karakter van het dier en de ondernemendheid/avontuurlijkheid. Of het dier graag grensverleggend bezig is of niet. ‘Sommigen zijn erg gedwee, braaf, passen zich aan. Wie zich te groot wil maken, krijgt klappen.’
Hoe zit het met schuldgevoel, wil ik weten. ‘Geen schuldgevoel,’ hoor ik stellig. ‘Fout bestaat niet. Je kan altijd terug in de groep, mits je je aanpast.’

De chimpansee (1)

Deze foto is gemaakt op het moment dat alle andere chimpansees door de hitte voor pampus lagen. Deze chimp zat echter met een stokje blaadjes achter het hek vandaan te trekken.
Als ik contact met haar zoek, begint ze enthousiast heen en weer te rennen. Ze heeft kennelijk wel zin in een gesprekje.
Ik herinner me ineens dat ik van iemand hoorde dat ze met een cursusgroep naar de dierentuin waren geweest om contact te zoeken met dieren. ‘Hebben mensen wel vaker op deze manier contact gezocht?’ vraag ik. Dat beaamt de chimpansee en ze voegt eraan toe: ‘Ik speel met ze. Ze nemen zichzelf zo serieus.’ Daar moet ik om lachen en de chimp vraagt me waarom ik contact zoek. ‘Nou,’ antwoord ik, ‘ik hoop dat mensen kunnen leren van dieren.’ Meteen realiseer ik me dat weinig mensen luisteren naar deze vorm van communicatie en ik herinner me dat een vriendin deze week schreef dat de wereld tot nu toe nog niet op de kop heeft gestaan van een diergesprek. Het zou toch tijd worden dat dat wel gebeurt, dacht ik toen.
‘Bij mensen ligt er zo’n chaos, zo’n hoop ballast om ze heen,’ vertelt de chimpansee. ‘Dieren hebben die franje niet.’ Ze vindt dieren puur. Ze reageren meteen.
Ik wil heel graag meer van haar weten maar ben door de python erg omlaag getrokken qua energie. Ik kom met de chimpansee overeen dat ik eerst koffie ga drinken en dan terugkom voor een gesprek over goed en slecht en schuldgevoelens.

De netpython

Deze netpython laat als eerste weten graag in een boom te hangen. Wat ik me herinner zag ik geen boom staan in het hok en ik vraag waarom hij graag in een boom hangt. Hij laat voelen dat het met gewichtsverdeling te maken heeft. Dat het een erg prettig gevoel is om met zijn kop naar beneden om een boom te hangen. Ik kijk na het gesprek op internet en lees dat jonge dieren goede klimmers zijn; als ze ouder zijn is hun gewicht te zwaar zodat ze op de grond zijn aangewezen. Deze python laat zijn lijf als zwaar en log voelen. Ik vraag of hij wel weet hoe mooi hij is. ‘Ik ben zoals ik ben.’
Hij is erg laag in energie dus ik val twee keer tijdens het gesprek in slaap. Om wakker te blijven vraag ik of hij mijn lijf wil voelen. Dat wil hij wel maar hij schrikt van mijn armen en benen. Dat dat zomaar aan je lijf kan bungelen! Hij ervaart het als een soort ongeleide projectielen, ver van hem af. En dan mijn hoofd! Het voelt voor hem of het gescheiden is door de nek en de draaiingen van alleen het hoofd terwijl de nek stil blijft, vindt hij heel raar. Hij is even heel alert als hij zegt een klein kind in me te zien dat wil spelen, plezier wil maken. Dat heeft hij niet.
Ik vraag of ik zijn lijf mag voelen. Het voelt heel goed, heel kloppend. Lekker compact allemaal in één lengte, inderdaad zonder uitstulpsels. Hij laat voelen hoe hij beweegt: intrekken – uitduwen – vooruit.
En dan vindt deze python het wel weer goed. Genoeg activiteit geweest. Hij wil weer slapen/rusten!

zaterdag 10 juli 2010

De jonge orka

Er is een jonge orka gevonden die nu in het Dolfinarium is. Met deze orka heb ik ook contact gehad. Dat verhaal is hier te lezen.

De vale gier

Altijd als ik op deze manier contact maak met dieren, zeg ik mijn naam en leg ik uit dat ik met allerlei dieren contact zoek. De vale gier haakt in als hij hoort dat ik ook met huisdieren communiceer. Die lust hij wel.
De gier laat me ervaren dat zijn ruimte veel te klein is. De ruimte komt op hem af en dat geeft een in elkaar gedoken gevoel. Ik voel een enorme druk op mijn hoofd. Alsof het allemaal veel te klein en bekrompen is.
Op mijn vraag wat hij nodig heeft, antwoordt hij: ‘De hele dierentuin.’ En dan wil hij heel graag zijn eigen voedsel zoeken. Hij wil daar zelf zijn best voor doen. Ik ervaar dat er van nature veel tijd en aandacht gaat zitten in het bezig zijn met voedsel zoeken. Daar zit veel actie omheen die hem scherp en alert houdt.
Een bloglezer wilde weten waarom dieren ervoor kiezen om in de dierentuin terecht te komen en ik leg de gier deze vraag voor. ‘Er worden jongen uitgezet,’ antwoordt hij. ‘Daardoor zijn dierentuinen noodzaak. Als je jongen worden uitgezet, hebben ze mazzel. Daar werk ik aan mee.’ Hij geeft een opgevouwen/vierkant gevoel door over zichzelf en een breed/open gevoel als hij het heeft over uitvliegende jongen.
‘Jij offert je dus op?’ vraag ik. ‘Nee, ik ben een schakel in het geheel.’
Ik ben even stil van zo’n ruime kijk en vraag hem dan of hij nog wat te vertellen heeft. ‘Ja, ik wil graag een groter hok.’

Als ik na dit gesprek op internet zoek, zie ik dat deze dierentuin inderdaad een fokprogramma heeft voor vale gieren. En dat hij het hok te klein vindt, zal niemand verbazen.

vrijdag 9 juli 2010

De giraffe

‘Weet je hoeveel mensen ik al zie?’ vraagt de giraffe als ik contact maak. Het is duidelijk dat hij niet zo’n interesse heeft. ‘Iedereen heeft wat te zeggen over ons,’ vertelt hij. ‘Er zijn er maar een paar die rustig kijken.’ Hij laat merken dat hij vindt dat de meeste mensen veel te gretig kijken. Consumerend kijken, noemt hij het. Inhalig kijken. ‘Mensen willen stukken van mij naar zich toe trekken. Ik sluit me daarvoor af.’
‘En de verzorgers?’ vraag ik. ‘Hoe zit het daarmee?’
‘Er zijn erbij die rustig, gelijkwaardig met ons omgaan. Rust en respect vind ik belangrijk. Er zijn er ook die haastiger zijn, met minder aandacht voor ons.’
De giraffe laat zien dat hij rustig benaderd wil worden. Hij wil dat er alle tijd voor hem genomen wordt. Nogmaals zegt hij: ‘Ik wil rust.’
Hij laat ook zien dat hij wel naar mensen kan kijken, maar: ‘Alleen als ik wil.’
Ik vraag hem hoe hij dan naar mensen kijkt en hij laat zien dat hij alle beelden als in een film aan zich voorbij laat trekken. Het raakt zijn wezen niet.
‘Het contact met de verzorgers is iets wederzijds,’ zegt hij en hij laat me voelen dat hij ‘afdaalt’ naar hen om een mate van begrip en betrokkenheid te hebben. Hij laat ook voelen dat hij hen wel toelaat in zijn lijf, in zijn wezen.
‘Waarom kwam je nou?’ vraagt hij ineens.
‘Nou,’ antwoord ik wat overdonderd, ‘Uit nieuwsgierigheid. Ik wil graag weten hoe jullie het hebben in de dierentuin.’
‘Ik heb het goed hier.’ Hij geeft het beeld dat hij het hele terrein heeft om te lopen. En hij laat me voelen dat hij een rustig, relaxed dier is. Hij geeft mij de indruk dat de verzorging van hem alleen maar goed kan als mensen zich op hem afstemmen.

De blauwring doktersvis

Mijn intropraatje naar dieren is telkens iets anders maar wel altijd van dezelfde strekking: dat ik het leuk vind om met dieren contact te hebben en dat ik nu bezig ben met dieren in gevangenschap. Deze vis haakt meteen aan bij het woordje gevangenschap. Hij laat de grenzen van het bassin zien. Wil eigenlijk wel verder trekken. Een vis zwemt afstanden, laat hij weten. Moet verder kunnen gaan.
Ik krijg een naar gevoel in m’n linkeroor, gezoem dat mijn hoofd intrekt en ik vraag de vis wat dat is. Ik begrijp dat de pompen een steeds terugkerend naar geluid geven. Hij geeft door dat hij het geluid van de pompen niet kan ontlopen.
‘De uitgestrektheid van de oceaan is anders,’ vertelt hij. Zal deze vis putten uit een collectief vissengeheugen? Dikke kans dat hij hier gefokt is maar dat weet ik niet. Ik vertel hem van het onderzoek dat gedaan is onder vissen, waar uit kwam dat vissen continu communiceren. Meteen laat deze vis horen dat dat heel ander geluid is: tinkelachtig, als lichte luchtbelletjes die even aangetipt worden en floep! weer weg zijn.
De pomp is een verstoring. Weidsheid is natuurlijk, geluid dat weg kan sterven. In dit bassin kaatst water en geluid steeds terug via de wanden.
Ik vraag hem nog eens naar de communicatie tussen vissen en begrijp dat iedere vissoort z’n eigen taalsoort heeft. Net zoals wij verschillende talen hebben.
Als laatste probeer ik erachter te komen of deze vis de bezoekers ziet maar ik heb het vermoeden dat dat niet het geval is. Ik heb de indruk dat hij voelt dat de wereld verder gaat dan de glaswand maar dat hij de mensen niet echt ziet en er ook niet mee bezig is. Het pompgeluid en de weerkaatsing tegen de wanden lijkt het grote ongemak.
Als ik afscheid neem, nodigt hij me uit nog eens langs te komen. Dat deed een karper ook. Misschien zijn (bepaalde) vissen wel heel erg op contact gesteld.

Octopus Paul

Deze octopus uit de dierentuin in Oberhausen voorspelt de uitslagen van de voetbalwedstrijden.
Ik ben nieuwsgierig naar het dier en zeg hem dat ook als ik hem benader.
Hij laat meteen weten dat er veel druk op hem ligt momenteel.
Omdat ik hem wil begrijpen vraag ik of hij iets van zichzelf kan laten zien. Ik ervaar een naar buiten gericht dier, een dier dat erg op contact uit is. Omdat ik me niet kan voorstellen hoe je contact kunt maken met zo’n dier, hoe je zijn gedrag zou kunnen interpreteren, vraag ik hem hoe hij dat contact maakt. Hij geeft door dat hij veel signalen naar buiten geeft, dus vanuit het water naar de verzorgers toe.
Ik merk dat er heel veel in zijn hoofd gebeurt en dat hij heel veel begrijpt. Hij laat me zien dat hij normaal gesproken van spel houdt en de interactie met de mensen erg leuk vindt. Ik kan me nog steeds niet voorstellen hoe dat gaat en hij laat zien dat het allemaal op hartsniveau, gevoelsmatig, gebeurt. ‘Ik maak plezier,’ vertelt hij.
Op dit moment kom ik niet verder met hem omdat hij veel druk ervaart. Het zal me dan ook niet verbazen als zijn voorspelling voor de wedstrijd van overmorgen niet juist is. Het lijkt of er een waas over hem heen ligt, een soort deken waardoor hij niet in open verbinding staat met de informatiebron waar hij (voor zover ik nu kan zien) normaal gesproken een open contact mee heeft. Nogmaals: ‘De druk is niet meer leuk.’

Mijn mening: Ik vind het sneu voor het dier dat zijn speelse, losse levenshouding (met vermoedelijk een hoge intelligentie) zo bedolven wordt onder de druk van de media. Waarom moet het zo groots? Waarom kan het niet gewoon de lol tussen hem en zijn verzorgers blijven? Ik hoop voor dit dier dat zijn verzorgers hem afschermen voor veel publiek en dat ze hun normale contact met hem weer oppakken. Het lijkt me een heel boeiend dier en ik hoop ooit nog es een andere octopus te spreken.

De Maleise beer

Ik heb twee pogingen gedaan om contact te krijgen met deze beer. Een enorme sloomheid overviel me steeds en binnen een minuut sliep ik. Misschien is het dier bevangen door de hitte en gebeurt er momenteel niet zoveel in zijn koppie. Of misschien is het van nature een heel sloom dier maar dat kan ik nauwelijks geloven omdat ze met z’n tweeën in een groot verblijf wonen. Als het weer koeler wordt, zal ik es kijken of er meer uit komt!

donderdag 8 juli 2010

De jakhals










Nadat ik contact heb gemaakt met de jakhals en gezegd heb wat mijn bedoeling is, hoor ik: ‘Kom dan maar in mijn hok.’ Meteen overvalt me een benauwdheid. Het is duidelijk dat hij veel te weinig geuren en veel te weinig prikkels krijgt. Hij neemt informatie op met zijn neus maar hij kan de informatie van mensen die naar hem kijken niet opnemen door de glaswand.
‘Ik had graag zwemen/vlagen lucht willen opnemen,’ vertelt hij. Het geen bereik hebben is niet prettig, voel ik. Als oplossing laat hij gaten of gleuven in het glas zien zodat hij toch de diverse geuren kan opvangen.
Hij geeft door dat hij afgestompt rondloopt. Het lijkt of hij aangedreven wordt door iets achter hem, hij moet maar blijven lopen, lopen, lopen. Als hij stil zou liggen zou er een te grote energieophoping zijn.
Er wordt op dit moment veel te weinig appel gedaan op zijn zintuigen. Hij leeft nu op de automatische piloot. De jakhals vertelt dat hij graag lange afstanden zou willen lopen. En ook hiervoor laat hij een oplossing zien: een route door de lucht. Ik krijg het beeld van een loopbrug van natuurlijk materiaal door de hele dierentuin. Daar wil hij dan ook graag prooidieren in hebben zodat hij zelf zijn voedsel kan zoeken. Want dieren vangen hoort bij zijn wezen. Dat vergt veel kwaliteiten die hij bezit maar nu niet kan gebruiken.

woensdag 7 juli 2010

De pinguïn

De pinguïn heeft maar één ding in zijn kop waar hij over wil communiceren: hij heeft véél meer water nodig. Van nature zwemt hij veel meer meters dan dat hij nu kan doen. Hij laat steeds maar weer een groter wateroppervlak zien. Hij wil met kracht en snelheid kunnen zwemmen en dat kan hij nu niet. Als ik me in hem verplaats, voel ik hoe hij de mensenmassa weg wil dringen en de vrijgekomen ruimte opgevuld wil zien met water.

Het stokstaartje

Als ik contact maak met dit stokstaartje zie ik hem meteen om zich heen kijken. Alsof hij zoekt waar ik ben. Ik vertel hem dat ik via deze vorm van communicatie contact leg en dat ik er niet fysiek ben. Dan gebeurt er iets wat ik nog nooit meegemaakt heb met dieren: dit diertje benadert mij razendsnel, legt zijn voorpootjes op mijn hoofd en het lijkt of hij in mijn hoofd gluurt. Ik word wel eens gescand door dieren maar zo extreem als dit is nog niet gebeurd en ik moet erom lachen.
Ik leg hem uit dat ik graag met dieren praat en hij laat meteen hun hele ruimte zien. Hij laat weten veel te spelen en hij rent druk heen en weer. Een actief diertje. Hij laat zien dat hij een verre blik heeft en een ver gehoor. Overdag staan de mensen ervoor. Hij wil eigenlijk altijd ver kijken, groot uitzicht hebben. Hij herhaalt een paar keer dat hij tussen de mensen door moet kijken, dat hij overdag steeds op mensen stuit. ‘Als ze weg zijn hebben we de tijd aan onszelf,’ vertelt hij.
Weer laat hij zien dat hij heel gespitst is op geluiden en bewegingen ver weg. Hij vindt het fijn om een eigen ruimte te hebben in de dierentuin. Ik weet niks van stokstaartjes maar ik kan me voorstellen dat ze een eigen territorium hebben (dit zie ik later op internet bevestigd).
Het dier geeft steeds een vrolijke, levenslustige indruk. Hij doet me denken aan een wakkere fret, die reageert ook zo snel. Alleen lijkt het of stokstaartjes slimmer en veel wakkerder zijn.
Als slot van ons contact laat dit stokstaartje nogmaals zien dat zijn blik gericht is op ver weg.